Week van de gezondheid

Meer weten over thuiszorg? Bekijk deze termen

In Nederland is sprake van vergrijzing en tegelijkertijd willen we allemaal zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen. Thuiszorg helpt mensen daarbij. Om je goed een weg te kunnen banen in het jargon van de thuiszorg leggen we daarom hieronder een hoeveelheid termen uit.

Chronische ziekte: een aandoening die de drager ervan fysiek of psychisch aantast. De diagnose kan niet altijd gesteld worden. De ziekte kan langdurige zorg of medische controle inhouden, ze kan zichtbare of onzichtbare beperkingen veroorzaken. Er is geen zekerheid op geheel of gedeeltelijk herstel. De ziekte kan progressief, wisselend of stabiel verlopen. Ze kan soms leiden tot een geheel of gedeeltelijk verlies van autonomie. Ze veroorzaakt vaak een vermindering van de levenskwaliteit en ze kan ernstige gevolgen hebben op medisch, sociaal, of financieel vlak voor de betrokkene en zijn omgeving (bron: Vlaams Patiëntenplatform vzw);

Eerstelijn: de mensen of organisaties die je het eerst aanspreekt als je professionele hulp nodig hebt. De eerste lijn staat tussen de niet-professionele hulp en de specialist.
Families-mantelzorgers: familieleden die aan mantelzorg doen.

Formele zorg: de zorg verleend door mensen die daar een diploma voor hebben en die daarvoor betaald worden. Wat zij wel en niet mogen doen, staat vast.

Gebruiker: iedere persoon die beroep doet op diensten in de thuiszorg.
Informele zorg: de zorg verleend door mensen die dat niet als beroep doen. Ze krijgen geen loon voor hun dienstverlening. Ze helpen omdat ze een familiale band hebben met de zorgafhankelijke persoon, uit liefde of vriendschap of vanuit een idealistische inzet. Informele zorg is bijvoorbeeld zelfzorg, mantelzorg of (georganiseerd) vrijwilligerswerk. Deze zorg wordt dus verleend door gezinsleden, familieleden, buren, vrienden, vrijwilligers, enz.;

Mantelzorg

Mantelzorg: alle extra zorg en hulp die, min of meer geregeld, uit liefde of sympathie aan iemand gegeven wordt. Het gaat hier om dingen die de ander niet (goed) meer zelf kan doen. Gewoon het huishouden doen voor je gezin is dus geen mantelzorg.

Mantelzorger: iemand die min of meer geregeld en uit liefde of sympathie aanvullende zorg verleent aan een zorgafhankelijke persoon die hij kent. Mantelzorger ben je voor je partner, ouders, familieleden, kinderen, buren, enz.

Niet-professionele zorg: zie informele zorg;

Palliatief: deze term komt van het Latijnse woord ‘pallium’ dat mantel of deken betekent. Palliatief heeft de betekenis gekregen van een verzachtende begeleiding bij het sterven, terwijl de eigenlijke betekenis ‘mantelzorg’ is;

Palliatieve zorg: dit is de actieve, continue en totale zorg voor mensen in een vergevorderd stadium van hun ziekte, wanneer genezing niet meer mogelijk is;

Professionele zorgverlener: iemand voor wie zorg verlenen zijn beroep is;
Thuisverzorger: zie definitie mantelzorger. De term ‘thuisverzorger’ werd vroeger ook door het KeM gebruikt voor ‘mantelzorger’;

Thuiszorg: alle zorg en hulp die iemand thuis krijgt. Thuiszorg is dus bedoeld om zorgafhankelijke personen thuis te laten blijven wonen, met de hulp van familieleden, al of niet bijgestaan door professionele diensten en/of vrijwilligers;

Verzorgende: de nieuwe officiële naam voor wie vroeger gezinshelp(st)er, familiaal help(st)er en bejaardenhelp(st)er heette. Dat wil zeggen: voor iemand die vanuit zijn of haar beroep, helpt bij lichaamsverzorging, huishouden, psychologische of opvoedkundige vragen, thuis of in een instelling.

Zelfzorg: dit is de zorg waarvoor iemand zelf (nog) kan instaan. Alles wat men nog zelf kan doen en kan beslissen om te voorzien in de eigen basisbehoeften is zelfzorg. Zoveel mogelijk zelfzorg aanmoedigen is heel belangrijk.

Zorgafhankelijke persoon: een persoon die afhankelijk is of wordt van de zorg van anderen.

Zorgenplan: dit is een zorgcontract tussen de zorgafhankelijke persoon, zijn familie en de betrokken hulp- en zorgverleners en vrijwilligers.

Uiteraard kunt u -naast het zelfstandig thuis blijven wonen- ook kiezen voor allerlei woonvormen binnen een woonzorginstantie.

(206)